Het meisje is net vertrokken met de bus en mist de zee nu al: "Het meisje wist dat er op het platteland een witte, snelstromende rivier was en ze probeerde deze onderweg in de bus in een zee te veranderen. Dat lukte niet, want de zee was eindeloos, weids en groen en in haar gedachten was de rivier slechts een lange, smalle streep water. Ze was zo anders dan de zee, die niemand kon oversteken. Een rivier kon je oversteken, zowel met een brug als een met een boot, om over je gedachten maar te zwijgen, ook al verdween ze uiteindelijk in het onbekende. Ze wist dat de rivier uiteindelijk ophield een rivier te zijn en open zee zou worden. Omdat ze ophoudt met stromen. In plaats daarvan krijgt ze een zware golfslag, afhankelijk van de wijze waarop de stormen razen." (p. 8) "Toen de bus de laatste huizen voorbij was gereden, werden ze een herinnering waaraan ze zich vasthield, maar meteen daarop werden ze in een waas opgezogen en ze kon zich de huizen nauwelijks meer voor de geest halen. Het was alsof de huizen en de mensen erin waren gestorven toen ze wegreed. Alles stierf naarmate ze verder wegreed. Zelfs het huis thuis hing ergens in de lucht, als een vaag beeld nadat het platteland het had overgenomen." (p. 10) "Zover het oog reikte heerste de rust van het land en niet het kalmerende, mysterieuze zuchten dat van de zee doordringt als de zware voorjaarsrust zich erover uitspreidt na een winter van woeste branding. De aarde leeft op in de lente, terwijl de zee tegelijkertijd sterft of in slaap valt. Ze wordt iets wat lijkt op een blauw, constant bewegend, drijvend dier dat er kalm bij ligt. Desondanks heeft het nog zijn ogen, altijd klaar om snuivend tegen de kust tekeer te gaan." (p. 11) |